U bent hier: Home - Beroepen - Machinist - Onveiligheid

Printvriendelijke versie


Onveiligheid


Onder machinisten komen ongevallen voor door het bekneld raken, geraakt worden door wegspringende delen of door een losschietende of slingerende elementen. Oogletsel is mogelijk door wegspringende splinters, scherven en oliedruppels.

De belangrijkste risico’s zijn:
  • Arbeidsmiddelen
  • Geraakt door voorwerp, aanrijdgevaar
  • Stoten, snijden, klemmen, knellen


Te nemen maatregelen:

Bronmaatregelen
  • Constructies worden zo gesloopt, dat resterende constructiedelen stabiel en sterk genoeg blijven om standzeker te zijn.
  • Slopen gebeurt zoveel mogelijk gelijkmatig van bovenaf, zodat de stabiliteit niet in gevaar komt.
  • Sloopmethoden die hoge constructies / constructiedelen laten omvallen, worden uitsluitend op basis van een specifiek plan van aanpak uitgevoerd, waarbij de veiligheid van personen aantoonbaar is gewaarborgd.

Collectieve maatregelen
  • Zo nodig stut- of stempelvoorzieningen aanbrengen die de stabiliteit van resterende constructieonderdelen waarborgen.
  • De afmeting van de machine met kraanarm is zodanig dat de kraancabine zich minimaal op een afstand van de halve hoogte van het te slopen object bevindt.
  • De sloophulpstukken op hydraulische kranen (crusher / sorteergrijper / sloophamer / sloopschaar) dienen geschikt te zijn voor de desbetreffende hydraulische kraan. De hydraulische kraan is hiervoor van voldoende capaciteit, zo nodig bepaald op basis van gebruikershandleiding).
  • De ruiten van de cabine van een sloopkraan is (met een rooster) deugdelijk beschermd tegen het gevaar van (om-) vallende voorwerpen.
  • Met een hydraulische kraan worden uitsluitend vrij hangende lasten verplaatst, voor zover dat in de gebruikshandleiding van de machine is toegestaan. Er wordt gezorgd voor deugdelijke aanslagpunten voor hijsgereedschap op te verwijderen slooponderdelen.
  • Platte hijsbanden worden niet over scherpe randen gelegd.
  • Handmatige scheiding van sloopmateriaal (‘hand-picking’) gebeurt niet in de onmiddellijke omgeving van het sloopfront. Het materiaal wordt eerst machinaal buiten de gevarenzone gebracht en daar verder gescheiden.
  • Een vloerconstructie waarop een sloopkraan of andere machine wordt opgesteld, is aantoonbaar voldoende sterk om de machine betrouwbaar te kunnen dragen. In twijfel gevallen wordt een berekening / analyse uitgevoerd.
  • Een sloopkraan wordt met banden of rupsen volledig dragend opgesteld op een stabiele, vlakke en stevige ondergrond.
  • Voor zover een machine wordt opgesteld op sloopmateriaal, gebeurt dit op een voldoende verdicht en vlak puinlichaam of –rug van uitsluitend steenachtig sloopmateriaal. Dit puinlichaam is van voldoende oppervlakte en zodanig aangelegd dat op- en afrijden veilig kan plaatsvinden.
  • Bij gebruik van machines op verdiepingsvloeren, die zich sneller dan stapvoets kunnen voortbewegen, wordt een fysieke belemmering tegen het afrijden van de hooggelegen vloerrand aangebracht.

Individuele maatregelen
  • De machinist en sloper bevinden zich niet in de onmiddellijke omgeving naast of onder een sloopfront (werkgebied). Ook niet wanneer dat ogenschijnlijk ‘in rust’ is.
  • Personenvervoer met een hijs- / hefwerktuig vindt uitsluitend plaats in voor dit doel geschikte werkbakken. Hijsen of heffen van personen tezamen met een last / of sloophulpstuk is verboden.


Wat zegt de wet- en regelgeving?
Meer informatie
   
   
 

Download gehele beroep als PDF

 
 
 

< terug naar vorige pagina