U bent hier: Home - Beroepen - Sloper - Gevaarlijke stoffen

Printvriendelijke versie


Gevaarlijke stoffen


Tijdens het werk kunnen slopers de vrijkomende rook, metaalstof, damp en nevel inademen. Bijvoorbeeld bij het werken met een snijbrander of slijptol komen rook en metaalstof vrij. Van de slopers heeft 18% hinder van rook, dat vermoedelijk ontstaat bij het snijden. 13% klaagt over damp, gas en nevel. Verder kunnen zij met materialen als vezels, isolatiemateriaal en asbest te maken krijgen. Deze worden verwijderd of komen vrij tijdens de sloop. Roet / PAK komt voor bij het slopen van schoorstenen. Ook kan de dieselrook van in de omgeving opgestelde aggregaten en compressoren worden ingeademd. Het inademen van asbestvezel kan leiden tot mesothelioom en longkanker.
Van de slopers heeft 66% klachten over (kwarts-) stof. De hoeveelheid die vrijkomt, hangt af van de ondergrond en de bewerkingsmethode. De grenswaarden voor inhaleerbaar hinderlijk stof (10 mg/m³) en respirabel hinderlijk stof (5 mg/m³) kunnen worden overschreden. Bij het bewerken van steen, beton en kalkzandsteen komt veel kwartsstof vrij. De stofvorming kan worden beperkt door natte bewerking en/of het toepassen van afzuiging. Zonder watertoevoer of afzuiging wordt de grenswaarde voor respirabel kwartsstof van 0,075 mg/m³ ver overschreden. Dat geldt voor buitenwerk, maar vooral voor binnenwerk. Het inademen van teveel kwartsstof kan op den duur leiden tot ernstige gezondheidsklachten, zoals silicose (stoflongen) en longkanker.

De belangrijkste risico's zijn:
  • Kankerverwekkende stoffen (onder andere kwartsstof, asbest, roet / PAK en dieselrook)
  • Schadelijke stoffen


Te nemen maatregelen:

Bronmaatregelen
  • Inventariseer voor aanvang van het werk welke schadelijke stoffen vrij kunnen komen. Combineer dat met de stoffeninventarisatie / inspectie sloopobject zoals bedoeld in de BRL Veilig en Mileukundig Slopen (BRL SVMS-007). Stem de maatregelen hierop af.
  • Controleer vooraf of er een asbestinventarisatie is uitgevoerd en, indien er asbest is geconstateerd, of dit volgens de regels is gesaneerd. Laat voorafgaand aan het werk eventueel aanwezig asbest door een gespecialiseerd bedrijf verwijderen. Stel voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden een sloopplan op volgens de BRL Veilig en Milieukundig Slopen (BRL SVMS-007) en verwerk daarin de resultaten van de stoffeninventarisatie / inspectie sloopobject.
  • Laat het sloopwerk waar mogelijk machinaal uitvoeren, zo nodig met materieel voorzien van een overdrukcabine met toevoer van gefilterde lucht.

Collectieve maatregelen
  • Zorg voor een deskundig medewerker op de slooplocatie, die materialen kan herkennen waarbij tijdens het slopen gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen.
  • Zorg voor een deskundig medewerker op de slooplocatie die verborgen asbestbronnen tijdig kan herkennen en weet hoe in zo'n situatie te handelen.
  • Zorg waar nodig voor mobiele afzuiging of vast opgestelde afzuiging.
  • Gebruik gereedschap voorzien van stofafzuiging of watertoevoer.
  • Wanneer afzuiging of watertoevoer bij de geplande werkmethode niet mogelijk is, kies dan voor een ander type gereedschap of werkmethode waarbij dit wel kan. Houd bij de keuze ook rekening met de lichamelijke belasting en de productie van trillingen en lawaai.
  • Plaats aggregaten en compressoren buiten of in een andere ruimte voorzien van ventilatie; dit voorkomt dat uw mensen met de uitlaatgassen (en ook het lawaai) te maken krijgen.
  • Zorg voor een goede industriestofzuiger voor het opruimen van het stof.
  • Zorg bij binnenwerk voor voldoende ventilatie of indien nodig aanvullende kunstmatige ventilatie.
  • Zorg voor goede hygiënische voorzieningen.
  • Zorg waar nodig voor ademhalingsbescherming.
  • Regel bij kwartsstof ademhalingsbescherming, bijvoorbeeld een helm met gelaatsscherm (of een volgelaatmasker) voorzien van een aanblaasfilter (type 2 of 3). U kunt ook kiezen voor een ander beschermingsmiddel dat een vergelijkbare bescherming biedt. Middelen waarbij de werknemers zelf de lucht door het filter moeten zuigen, zijn niet geschikt vanwege de duur en de inspanning die het werk vergt.

Individuele maatregelen
  • Zorg voor voldoende ventilatie door ramen of deuren te openen.
  • Wees extra voorzichtig met stof en rook dat vrijkomt bij het slijpen en snijden van gelegeerde, gecoate (verf, gegalvaniseerd) en/of hardmetalen onderdelen.
  • Gebruik bij hak- en breekwerk in een binnensituatie een sloophamer voorzien van bronafzuiging of sproei-installatie en/of (combineer dat met) ruimte afzuiging of ventilatie.
  • Ruim stof en gruis op met een stofzuiger, niet door te vegen of (met perslucht) schoon te blazen.
  • Gebruik de door de werkgever beschikbaar gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Gebruik (bij kwartsstof) de door de werkgever beschikbaar gestelde ademhalingsbescherming.


Aanvullende maatregelen voor sloop- en verwijderingwerkzaamheden met asbest:
  • De opdrachtgever (ook een particuliere opdrachtgever) moet in bezit zijn van een asbestinventarisatie-rapport indien het de volgende werkzaamheden betreft:
    • het slopen van een bouwwerk of object waarvan de opdrachtgever het vermoeden heeft dat er asbest in kan zitten;
    • het verwijderen van asbest uit een bouwwerk of object;
    • het opruimen van materialen of producten na een incident, wanneer de opdrachtgever weet dat er asbest in zit.
    Indien uit het rapport blijkt dat de inventarisatie onvolledig is, dient een aanvullende asbestinventarisatie te worden uitgevoerd. Ook bij het onverhoeds aantreffen van asbest tijdens de sloop dient alsnog een asbestinventarisatie te worden uitgevoerd.
  • De opdrachtgever moet (een kopie van) de asbestinventarisatie verstrekken aan de partij die de werkzaamheden gaat uitvoeren. Gebeurt dit echter niet, dan zal de werkgever zelf alsnog een asbestinventarisatierapport moeten laten opstellen. Afschriften van alle certificaten en van het inventarisatierapport moeten op de bouwplaats aanwezig zijn.
  • De asbestinventarisatie dient te worden uitgevoerd door een deskundig asbestinventarisatiebedrijf met het procescertificaat SC-540 (www.ascert.nl). Zie daarvoor de uitzonderingen op de asbestinventarisatieplicht. Op grond van de inventarisatie wordt vastgesteld in welke risicoklasse de werkzaamheden vallen. De resultaten van de inventarisatie en de indeling in risicoklasse moeten worden opgenomen in een inventarisatierapport. Voor de asbestrisicoclassificering wordt door het inventarisatiebureau een risicoclassificatiesysteem gebruikt. Op dit moment is dat SMA-rt.
  • Verwijdering van asbest dat is ingedeeld in risicoklasse 1 mag een werknemer uitvoeren die daarvoor de benodigde, passende opleiding heeft gevolgd.  Asbestverwijdering in risicoklasse 2 en 3 mag uitsluitend plaatsvinden door asbestverwijderingsbedrijven die hiervoor gecertificeerd zijn conform de SC-530. De medewerkers van het asbestverwijderingsbedrijf dienen te beschikken over een speciaal persooncertificaat (DAV / DTA). Tevens dient er dan na de sanering een vrijgave plaats te vinden door een erkend laboratorium Asbestverwijdering in risicoklasse 2 en 3 dit valt buiten deze arbocatalogus.

Maatregelen asbestverwijdering in risicoklasse 1
Bij risicoklasse 1 gelden verplichtingen voor de volgende onderwerpen:
  • melding aan Inspectie SZW;
  • het zo laag mogelijk houden van de concentratie;
  • voorlichting;
  • opleiding;
  • meten en monsterneming;
  • extra maatregelen bij overschrijding van de grenswaarde;
  • visuele inspectie.

Aanvullende bronmaatregelen asbestverwijdering in risicoklasse 1
Melding aan Inspectie SZW:
  • Voor aanvang van de werkzaamheden, zorgt de werkgever voor een melding aan de arbeidsinspectie. Deze melding bevat een beknopte beschrijving van:
    • de plaats;
    • de soorten en de hoeveelheden asbesthoudende producten;
    • de werkzaamheden, de werkmethode, de risicoklasse;
    • het aantal betrokken werknemers;
    • de datum en het tijdstip van aanvang en de duur van de werkzaamheden;
    • de te treffen beheersmaatregelen.
  • De melding moet schriftelijk of via de website van Inspectie SZW gebeuren. Hiervoor gelden de volgende termijnen:
    • in standaard situaties en bij een schriftelijke melding, minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden;
    • in standaard situaties en bij een melding per e-mail, minimaal twee volle werkdagen (48 uur) voor aanvang van de werkzaamheden;
    • bij spoedgevallen, twee werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden;
    • als er onverwacht asbest wordt aangetroffen, onmiddellijk. Ook buiten kantoortijden is de Inspectie SZW voor dit soort meldingen bereikbaar.
  • Als er veranderingen optreden in de omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat de blootstelling aan asbeststof aanzienlijk toeneemt, dan moet een nieuwe melding worden gedaan. De ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging (PVT) of (als er geen OR of PVT aanwezig is) belanghebbende werknemers mogen alle meldingen inzien.

Aanvullende collectieve maatregelen asbestverwijdering in risicoklasse 1
  • Beperk het aantal asbestverwijderaars waardoor zo weinig mogelijk mensen worden blootgesteld aan asbestvezels.
  • Hou de blootstelling aan de concentratie asbeststof zo laag mogelijk.
    • Gebruik werkmethoden waarbij geen asbeststof ontstaat of in de lucht komt.
    • Zorg voor goed en regelmatig reinigen en onderhouden van gebouwen, installaties en uitrustingen
  • Er moet doeltreffende voorlichting worden gegeven over:
    • de mogelijke gevaren voor de gezondheid;
    • de noodzaak van toezicht op het asbestgehalte in de lucht en de geldende grenswaarden;
    • de benodigde hygiënemaatregelen:
      • werkkleding mag alleen buiten het bedrijf of inrichting komen om het te laten reinigen in adequaat uitgeruste wasserijen;
      • werkkleding wordt dan vervoerd in gesloten verpakking;
      • de beschermende uitrusting moet op de aangewezen plaats worden bewaard en na ieder gebruik worden gereinigd en gecontroleerd. Een defecte uitrusting mag niet worden gebruikt.
    • de maatregelen om blootstelling zo laag mogelijk te houden;
    • het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en kleding.
  • Asbestverwijderingswerkzaamheden in de risicoklasse 1 mag worden uitgevoerd door een werknemer die daarvoor de benodigde, passende opleiding heeft gevolgd. Hij moet deze opleiding afsluiten met een diploma en deze regelmatig herhalen. Aanbevolen wordt om medewerkers de cursus Deskundig Asbestverwijderaar te laten volgen.
  • De blootstelling aan asbest moet regelmatig opnieuw worden beoordeeld. Dit kan door het nemen van luchtmonsters of door een schatting te maken aan de hand van eerdere metingen in vergelijkbare situaties. De Stichting Certificatie Asbest (SCA) beheert een database met metingen. Deze database, genaamd SMA-rt, levert veel referentiemateriaal voor het beoordelen van blootstelling. De analyse van de luchtmonsters moet plaatsvinden in een laboratorium dat geaccrediteerd is door de Raad van Accreditatie (een RvA-accreditatie) op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17025. Als blijkt dat de grenswaarde toch wordt overschreden, dan moeten extra maatregelen worden genomen. Zolang de maatregelen niet zijn ingevoerd, mag er alleen worden gewerkt als er voldoende bescherming wordt geboden.

Aanvullende individuele maatregelen asbestverwijdering in risicoklasse 1
  • Verpak en vervoer asbest, asbesthoudende producten of producten waaruit asbeststof vrij kan komen in geschikte en gesloten verpakking.
  • Verzamel asbesthoudend afval zo snel mogelijk en en voer dit af in de juiste verpakking en met een leesbaar etiket.
  • Na afloop van de asbestwerkzaamheden moet op de betreffende arbeidsplaats een visuele inspectie plaats vinden. Er mag geen asbest te zien zijn. De eindinspectie uitvoeren volgens hoofdstuk 7 van de norm NEN 2990:2012. De werkgever bepaalt wie de visuele inspectie uitvoert. Dat kan een eigen - opgeleide - werknemer zijn of een externe deskundige.


Arbovriendelijke hulpmiddelen voor de sloper met betrekking tot gevaarlijke stoffen

Wat zegt de wet- en regelgeving?
Meer informatie
   
   
 

Download gehele beroep als PDF

 
 
 

< terug naar vorige pagina